De wind speelde met de luiken van het huisje waar Oswald de kabouter in zijn schommelstoel voor de openhaard een boek zat te lezen. Het was al dagen slecht weer in het grote bos en een ieder die niet per se naar buiten hoefde, bleef binnen. Oswald had gelukkig genoeg eten in huis en vermaakte zich prima op deze dagen dat het weer ervoor zorgde dat hij verplicht rust nam. Af en toe gooide hij een nieuw blok hout op de openhaard en aangezien hij een enorme voorraad had aangelegd zou hij het nog wel een paar dagen uit kunnen houden. Zo nu en dan kwamen zijn vrienden Oehoe de uil en Zus konijn op bezoek, maar de afgelopen dag hadden de regen en het onweer dat onmogelijk gemaakt, ook al woonden Zus in de heuvel onder Oswalds huis en Oehoe boven in de boom waar Oswalds huis deels in gebouwd was.
De kleine kabouter opende zijn voordeur om een grote beker te pakken die hij een uur ervoor buiten in de regen had gezet. De regen spatte op zijn kale hoofd en Oswald bedacht zich dat hij beter eerst zijn blauwe puntmuts op had kunnen zetten. Maar het was al te laat en een straal regen liep over zijn bolle wangen. Hij pakte de beker, die nu vol water zat en hij spoedde zich snel weer zijn paddenstoelhuis in. Het water ging op het fornuis en met wat blaadjes bosnetel, maakte Oswald een heerlijke kop bosnetelthee voor zichzelf. Hij wilde net zijn eerste slok nemen toen Oehoe al hoestend en proestend zijn huisje binnen kwam vallen. Het duurde een paar seconden voor de kleine bruine uil op adem was gekomen en zijn verhaal kon doen.
Die ochtend was hij ondanks het weer toch op zoek gegaan naar wat extra voedsel en hij had besloten om het bos in te gaan. Hij was expres net onder de boomtoppen gaan vliegen om zo minder last te hebben van de harde wind en de regen. Al snel had hij moeite gehad om door de regen te zien waar hij precies vloog, maar wonder boven wonder had hij het pad gevonden dat leidde naar het moeras gedeelte van het grote bos. In het moeras kon hij zeker wat voedsel vinden en hij had besloten om nog lager te gaan vliegen. Niet veel later begon het ontzettend hard te onweren en Oehoe had besloten om naar huis te gaan. Zo tussen alle bomen was het niet veilig als het onweerde. Zonder eten keerde hij terug toen plotseling een felle lichtflits de hemel deed oplichten. Gelijk erachteraan klonk een enorm gedonder, gevolgd door het kraken van hout. Oehoe keek achter zich en kon nog net op tijd wegduiken voor een brandende boom die met een razend geluid naar beneden viel. Kennelijk was de onweer in één van de bomen geslagen die daardoor door midden was gebroken en in brand was gevlogen. De boom kwam met een klap neer en het vuur greep snel om zich heen. Ondanks dat alles nat was, lukte het de vlammen toch om de hele boomstam in lichterlaaie te zetten en Oehoe landde trillend van schrik op een veilige afstand.
Net toen hij zich ervan had verzekerd dat het vuur niet over kon springen naar andere bomen, hoorde hij plotseling iemand om hulp roepen. De kleine bruine uil zocht het bos af op zoek naar de plek waar het geluid vandaan kwam. Na een paar minuten hoorde hij het geluid luid en duidelijk. Het kwam achter de brandende boom vandaan! Toen de boom viel, was hij recht voor de ingang van het holletje van een egelfamilie gevallen en vader egel riep zo hard als hij kon om hulp. Oehoe zag meteen dat hij de boom niet in zijn eentje weg kon krijgen en was daarom zo snel mogelijk naar Oswald gevlogen.
Oswald bedacht zich geen seconde, deed zijn muts en regenjas aan, riep Zus en rende richting het bos. Oehoe vloog boven de kleine kabouter om hem de weg te wijzen en Zus rende achter hen aan. Oswald had voor hij vertrok snel twee emmers en een stevig stuk touw meegenomen en rende zo hard als hij kon. Eenmaal bij de boom stonden er inmiddels meer dieren te kijken naar de boom die nu volledig in vlammen was. Het zou niet lang meer duren voordat de egelfamilie zou stikken van de rook. Er moest snel iets gebeuren, maar niemand wist wat en daarom zette Oswald iedereen aan het werk. Tegen een pelikaan die stond te kijken zei de kleine kabouter dat hij water moest gaan halen uit het meer. Zelf pakte Oswald één van de emmers en begon water uit een plas te scheppen. Daarna gaf hij de volle emmer aan Oehoe die hem vervolgens boven de brandende stam leeg gooide. De andere dieren begonnen nu ook te helpen en met alles wat ze konden vinden schepten ze water vanuit de omliggende plassen en gooiden het op het vuur. Maar het vele werk begon pas echt op te schieten toen de pelikaan terugkwam met zijn bek vol water. Precies boven de boomstam liet hij het water vallen en een groot deel van de vlammen werd gedoofd. Terwijl de dieren op de grond onvermoeibaar door gingen met blussen, haalde de ooievaar een nieuwe lading water. Na ruim een half uur was het vuur overwonnen.
De dieren juichten en maakten dansjes, maar Oswald niet. Hij dacht na over hoe hij de boomstam moest zien te verplaatsen, want het vuur mocht dan wel bestreden zijn de egelfamilie zat nog altijd gevangen in hun eigen huis. Oswald keek in het rond en zag niet ver bij hem vandaan een mol praten met een kikker. Snel liep hij erheen en gaf de mol het uiteinde van het stuk touw. De kleine kabouter vroeg de mol of hij met het touw onder de boomstam door wilde gaan om vervolgens het touw over de stam terug te gooien. De mol wilde uiteraard helpen en verdween onder de grond. Niet veel later vloog het uiteinde van het touw over de boomstam. Oswald pakte het uiteinde en knoopte het vast aan het andere uiteinde. Zo ontstond er een enorme lus, met daarin de boomstam.
Een everzwijn die mee had geholpen met blussen kreeg de opdracht om zo hard mogelijk aan het touw te trekken. De boomstam zou dan vanzelf een stuk opschuiven en de egelfamilie zou bevrijd zijn. Maar hoe hard het zwijn ook trok, er kwam geen beweging in de stam. Nog geen centimeter schoof de omgevallen boom op. Daarop besloten alle dieren te helpen. Van de bijen tot de kippen en van de eekhoorns tot de herten, iedereen zetten zijn beste pootje voor. En het werkte! Heel langzaam begon de stam te bewegen. Eerst schudde hij zachtjes heen en weer, maar niet veel later verschoof de boom een aantal centimeters. Onder luide aanmoediging van Oswald werd de boom meer dan een meter verplaatst en de egel familie kon eindelijk hun holletje verlaten. Wat waren ze blij dat ze gered waren en ze bedankten alle dieren één voor één. Ook Oswald werd geknuffeld door mevrouw egel die van alle spanning nog altijd een beetje moest huilen.
Die avond zat Oswald eindelijk aan zijn bosnetelthee, terwijl de wind nog altijd tegen de ramen sloeg. Hij dacht aan de egelfamilie die waarschijnlijk nog aan het bijkomen waren van dit spannende avontuur. De kleine kabouter gooide een extra blok hout op de openhaard en keek tevreden naar de vlammen. Ondanks het slechte weer, was het uiteindelijk toch een mooie dag geworden.
Einde