Dit verhaal gaat over een jongetje genaamd Ben. Ben heeft een geel olifantje. En dat olifantje dat was er plotseling. POEF! Uit het niets stond het olifantje naast zijn bed. Het olifantje heeft een lange slurf en twee grote oren. Ben is dol op zijn olifantje. Overal neemt hij hem mee naar toe en ’s avonds mag het olifantje bij hem in bed. In het begin keken de meeste mensen wel vreemd op als Ben met zijn olifant door de straat liep. Je ziet tenslotte ook niet elke dag een geel olifantje aan een lijntje. Iedere dag nam Ben het olifantje mee uit, net alsof het een doodnormaal huisdier was. In het begin was dat ook zo, maar naar mate het olifantje ouder werd groeide hij ook. Het duurde niet lang of het olifantje paste niet meer in zijn bed. En de mensen die het eerst nog leuk vonden om die vrolijke Ben met zijn olifantje te zien lopen, begonnen nu te klagen over de grote hopen poep die het olifantje achterliet. Weer een paar weken later was de olifant veel te groot om nog in huis te houden en de vader van Ben bouwde een groot hok in de tuin. Maar al na drie weken was ook het hok te klein. Steeds vaker zeiden de mensen tegen Ben dat hij de olifant weg moest brengen.
‘Naar Afrika, want daar horen olifanten’, had een man eens geroepen, maar Ben wilde helemaal niet dat zijn olifant naar Afrika zou gaan. Trouwens de olifanten in Afrika zijn grijs en niet geel, dus volgens Ben zou dat nooit goed gaan. Toch wist hij ook wel dat het zo niet veel langer door kon blijven gaan.
Op een dag ging Ben met zijn olifant naar de supermarkt, want moeder had nog een zak aardappels nodig. In de supermarkt was het ontzettend druk en de mensen vonden het vervelend dat die grote olifant door de supermarkt liep. Ben wilde net richting de kassa lopen toen het vreselijk mis ging. Zijn olifant probeerde zich om te draaien, maar stootte daarbij een van de rekken om. Die viel weer tegen een ander rek en vervolgens viel dat rek weer op de volgende. Als dominostenen vielen alle rekken om, en alle producten viel op de grond. De melk en het brood, maar ook al het fruit en het snoepgoed lagen verspreidt op de vloer. De mensen waren boos, heel erg boos.
‘Zie je nou wel!’
‘Dat beest hoort hier niet thuis.’
‘Ga weg met dat akelige geval.’ Snel liep Ben met zijn olifant naar buiten. Hij moest huilen, want zijn olifant had het niet expres gedaan. En ook de olifant huilde toen hij zag hoe verdrietig de kleine jongen was. Hij tilde Ben met zijn grote slurf op en zette hem op zijn rug. Samen liepen ze langzaam richting huis. Daar stonden inmiddels al heel wat mensen. Zijn vader en moeder, maar ook de burgemeester stonden hen op te wachten. Naast de burgemeester stond een meneer met een hele hoge hoed.
‘Ben jongen, wij moeten even praten’ zei de burgemeester. Ben begreep het en de burgemeester vertelde dat hij het niet langer kon toestaan dat de olifant in het dorp zou blijven wonen.
‘Hij is gewoon veel te groot’. Nu keek Ben naar de man met de hoge hoed.
‘Ik ben een circusdirecteur’ zei de man en hij maakte een buiging.
‘Ik vind jouw olifant de meest bijzondere olifant die ik ook gezien heb. Als je het goed vindt dan mag hij bij ons wonen!’ Ben huilde luid en pakte de olifant bij zijn slurf.
‘Hij hoort bij mij.’ huilde hij. Maar de olifant schoof Ben met zijn slurf weg en ging achter de circusdirecteur staan.
‘Ik denk dat je olifant het een goed idee vindt.’ zei vader. Ben snikte en begreep ook wel dat dit de beste oplossing was.
‘Hier heb je een heel speciaal kaartje.’ zei de circusdirecteur die hem een gouden kaartje gaf.
‘Met dit kaartje kun je zo vaak je maar wilt naar ons circus komen om je olifant op te zoeken, ook als we gesloten zijn’ Ben pakte het kaartje aan en liep naar zijn olifant. Hij knuffelde hem en de olifant kietelde hem met zijn slurf op zijn buik. De circusdirecteur nam afscheidt van Ben, zijn ouders en de burgemeester en liep samen met de olifant het dorp uit. Ben zwaaide net zo lang tot hij de olifant niet meer kon zien. Hij was verdrietig, maar ook blij dat hij toch altijd naar zijn olifant kon gaan. En dat hij zijn olifant vaak zou bezoeken, dat verbaasde helemaal niemand.
Einde