Er was eens een koning met een zoon. De koning had geen vrouw meer, aangezien de koningin een aantal jaren eerder was overleden. De koning had al die tijd zijn zoon zelf opgevoed,maar vond het opvoeden lastig en had besloten een nieuwe vrouw te zoeken die als moeder voor de kleine prins kon dienen. Hij organiseerde een groot bal en alle beschikbare vrouwen in het land kregen een uitnodiging. Er waren kleine vrouwen en grote vrouwen, dunne vrouwen en dikke vrouwen, hele knappe vrouwen maar ook hele lelijke vrouwen. De koning kon maar moeilijk een keuze maken. Het was bijna aan het einde van de avond en de koning had nog altijd geen nieuwe vrouw gevonden, toen er een slanke niet zo knappe vrouw naar de koning kwam. Ze had grote zwarte ogen en zwart haar, maar ook een enorme puntige neus. ‘Ik ben Esmeralda hoogheid’ stelde ze zichzelf voor. De koning keek de vrouw aan en had zijn keuze al gemaakt. Deze vrouw zou niet de nieuwe koningin worden. De vrouw leek door te lopen, maar ze draaide zich om en vroeg de koning of ze hem een geheimpje mocht vertellen. De koning was dol op geheimen en ook al stonden er nog tientallen andere vrouwen op hem te wachten, hij boog zich naar voren om het geheimpje te horen. De vrouw boog zich ook naar voren en strooide, terwijl ze iets in zijn oren fluisterde, een soort zand over de koning. De koning keek de vrouw aan, ging staan en riep tegen de mensen in de zaal.
‘Ik heb haar gevonden, Esmeralda zal mijn nieuwe vrouw worden.’ De mensen keken verbaasd naar de vrouw en begrepen niet waarom hij voor haar had gekozen terwijl er zoveel knappere vrouwen waren. Voorzichtig begon iemand te klappen en de rest van de zaal volgde snel. Nog voor het nacht werd trouwden de koning met zijn nieuwe vrouw, maar nadat ze beiden ja hadden gezegd betrok de lucht zich boven het land.
De volgende ochtend riep de koning zijn zoon bij zich. ‘Glimlachje dit is je nieuwe moeder’ zei de Koning. Glimlachje keek de vrouw aan, slikte even en stelde zich voor.
‘Dag mevrouw ik ben Glimlachje.’ Hij wilde haar een hand geven, maar zij keek hem alleen maar aan.
‘Is dat zo? Vanaf nu noem jij me moeder begrepen’ zei de koningin streng. Glimlachje keek naar zijn vader, die knikte dat zijn nieuwe vrouw gelijk had.
‘Dan ga ik nu weer spelen, als u dat goed vindt’ zei de jongen.
‘Als u dat goed vindt, moeder!’ reageerde de koningin en ze stond op. ‘Er gaan hier een paar dingen veranderen Glimlachje. Ik hou niet van al die vrolijkheid, dus vanaf nu af aan wordt er niet meer gespeeld. Je kunt op je kamer wachten tot ik een klusje voor je heb.’ Glimlachje wilde nog protesteren, maar de koningin liet een aantal wachters komen die hem naar zijn kamer brachten. En de koning? De koning deed helemaal niets.
De nieuwe koningin was niet alleen onaardig tegen Glimlachje. Ze was ook gemeen tegen het volk. De koning en zijn eerste vrouw waren altijd erg geliefd geweest bij de mensen in het land, maar de nieuwe koningin liet al snel merken dat zij nu de baas was. Mensen moesten extra hard en lang werken en als iemand niet hard genoeg zijn best deed, dan werd hij de kerker in gegooid. Het verhaal ging dat de nieuwe koningin de gevangenen betoverde tot dwergen en de hele dag in de mijnen liet werken op zoek naar diamanten en goud. De koningin eiste ook de oogst op en terwijl veel mensen in het land honger hadden, deed zij zich tegoed aan al het voedsel. Al snel kregen de mensen een hekel aan haar én aan de koning die al die tijd het gedrag van zijn vrouw goed leek te keuren.
Een aantal maanden nadat Glimlachje naar zijn kamer werd gebracht werd hij ’s nachts wakker van een oranje licht dat in zijn kamer scheen. Glimlachje keek in het licht en zag dat er een klein vrouwtje in de lucht zweefde. Hij wist meteen wat het was.
‘Hallo Glimlachje’, zei de vrouw.
‘Dag fee’ zei Glimlachje.
‘Ik ben hier omdat jij volgens mij wel wat gezelschap kunt gebruiken. Mijn naam is Miffy’ Glimlachje dacht na, de afgelopen maanden was hij inderdaad eenzaam geweest.
‘Zullen we een kussengevecht houden?’ De fee stemde in en even later vlogen de kussens door de kamer. Glimlachje kon een aantal keer de kussen ontwijken, maar een paar keer kreeg hij ze recht in zijn gezicht. Ze hadden het ontzettend naar hun zin en Glimlachje gilde het uit van plezier. Hij en de fee lachten en grinnikten terwijl de vloer langzaam vol kwam te liggen met veren, die uit de kussens kwamen. Plotseling ging de deur van de kamer met een klap open en de koningin kwam binnen.
‘Wat heb ik nou gezegd? Geen plezier, geen vrolijkheid dus wordt er niet gespeeld!’ Glimlachje had geen tijd om iets te zeggen want de bewakers van de koningin tilden hem op. ‘Breng hem naar de kerker, dan reken ik af met die verdomde fee!’ Glimlachje probeerde zich los te wurmen, maar de bewakers hadden hem stevig vast. Ze droegen hem de trap af richting de kerker en in de verte hoorde hij het gevecht tussen de fee en de koningin.
Niet alleen werd Glimlachje opgesloten in de donkere kerker onder het paleis, hij kreeg ook alleen droog brood te eten. De eerste dag had hij huilend geroepen dat hij zijn vader wilde spreken, maar de koningin had gezegd dat zij nu zijn opvoeding deed en dat de koning haar altijd zou steunen. Glimlachje was daarna op de deken gaan liggen die als bed moest dienen. Hij bekeek de kamer en zag niet ver van hem vandaan een stuk houtskool liggen, waarschijnlijk van het kleine vuurtje dat in de hoek brandde, maar waar nauwelijks licht of warmte vanaf kwam. De gedachte aan warmte zorgde ervoor dat Glimlachje nu pas goed merkte hoe koud het in de kerker was. Om zich een beetje op te warmen sloeg hij de deken bij zich heen en met het stuk houtskool begon hij op de muur te tekenen. Hierdoor werd hij tenminste even afgeleid van de kou en de kerker waar hij zich in bevond. Hij was bijna klaar toen er weer een lichtje verscheen. Dit keer groen, maar in het midden zweefde precies zo’n soort vrouwtje als Miffy.
‘Ik ben Diffy, de zus van Miffy.’ stelde de fee zich voor.
‘Ik ben Glimlachje’, zei Glimlachje.
‘Je ziet er anders niet uit alsof je kunt glimlachen.’ zei de fee die van de jongen naar de kerker keek en weer terug. ‘Wat heb je daar getekend?’ vroeg ze.
‘Dit zijn een aantal zingende en dansende dieren’ legde Glimlachje uit.
‘Maar het zou toch veel leuker zijn als ze ook echt dansen en zingen?’ vroeg de fee en ze hief haar toverstaf op en wees naar de tekeningen. Glimlachje wist niet wat hij zag, zijn tekeningen begonnen te leven. De beer die hij had getekend deed nu een dansje en de leeuw zong een lied. Glimlachje danst en zong vrolijk mee en voor het eerst in tijden kreeg hij het weer warm. Maar dit duurde niet heel lang, want al snel stormde de koningin binnen. Kokend van woede schoot ze met haar staf de fee neer en gebaarde de bewakers. Twee enorm grote mannen kwamen binnen en tilden Glimlachje op.
‘Waar breng je me naar toe, vervelende vrouw!’ riep hij kwaad.
‘Naar een plek die geschikt is voor vervelende onderkruipsels als jij die niet kunnen luisteren. Jij gaat naar de ijsgevangenis’
Glimlachje had geen idee hoelang ze onderweg waren geweest, maar toen de koningin de zak die ze over zijn hoofd had geplaatst weghaalde zag hij de ijsgevangenis. Hij had er vroeger enge verhalen over gelezen. Verhalen over boeven en andere slechte mannen en vrouwen die daar gevangen werden gezet. Nog nooit was er iemand ontsnapt en Glimlachje begon te begrijpen waarom. De boot waarin hij zat draaide nu langs de gevangenis en Glimlachje had goed zicht op zijn nieuwe verblijf. Midden op zee, op een puntige rots stond een gevangenis die totaal gemaakt was van ijs. Glimlachje keek verdrietig voor zich uit. Hoe moest hij hier ooit vandaan komen? De koningin zag het en lachte gemeen.
‘Ja nu lach je niet meer hè, snotjong!’
’Alsjeblieft koningin breng me terug naar vader. Ik beloof dat ik alles zal doen wat u wilt. Echt alles!’ smeekte Glimlachje, maar de koningin keek hem boos aan.
‘Denk jij nu echt dat ik zit te wachten op nog een zwakkeling op het paleis. Je lijkt je vader wel, dat is ook zo’n slapjanus. Maar goed dat we binnenkort ook van hem af zijn, nietwaar?’
‘Wat gaat u met hem doen?’
‘Laat ik het zo zeggen, het volk zal komende vrijdag weer een geliefd leider verliezen. En zonder zijn erfgenaam in de buurt heeft er maar één iemand recht op de troon. IK!’ De koningin lachte nu zo hard dat Glimlachje in elkaar kroop en de rest van de reis niets meer zei. Na aankomst werd hij in de strengst beveiligde cel gestopt, zonder licht en zonder bed. Glimlachje huilde zachtjes. Wat kon hij toch doen? De dagen gingen voorbij en Glimlachje werd steeds verdrietiger. Morgen zou het vrijdag zijn en de koningin had gezegd dat ze vrijdag de koning zou doden. Hoe meer hij aan zijn vader dacht, hoe harder hij ging huilen. Door zijn tranen zag hij plotseling een klein lichtje en dat lichtje werd steeds groter en groter, tot het lichtje de hele kamer verlichtte.
‘Hallo” sprak het lichtje.
‘Hallo’ zei Glimlachje. ‘Ik ben Fiffy, de zus van Miffy en Diffy! Wat een donkere bedoeling hier zeg!’ De kleine prins legde uit wat er was gebeurd en keek hoopvol naar de kleine fee. Maar Fiffy wist ook niet meteen een oplossing. Veel tijd om erover na te denken kregen ze ook niet, want de deur schoot open en een grote bewaker kwam binnen. Zodra de bewaker Fiffy zag rende hij op haar af om haar te pakken, maar de fee hief haar toverstaf op en de bewaker verstijfde meteen. Glimlachje greep zijn kans en rende voorbij de bewaker zijn cel uit. Hij rende en rende en voor hem vloog de fee die iedere bewaker die ze tegenkwam liet verstijven. Snel renden ze naar buiten, waar gelukkig een klein roeibootje lag. Glimlachje sprong erin en begon te roeien. De harde wind maakte het moeilijk om snel te varen en de fee dacht even na. Ze hief haar toverstaf en veranderde zichzelf in een groot zeil. Nu ging de kleine roeiboot net zo snel als een raceboot en binnen een uur bereikten ze het vaste land. Met Fiffy als windscherm vloog Glimlachje richting het paleis. Hij glipte via een balkon binnen en sloop richting de grote zaal. Even keek hij om het hoekje en zag hij zijn vader vastgebonden op de troon.
‘Wat heb je met mijn zoon gedaan, akelige heks?’ hoorde Glimlachje zijn vader zeggen.
‘Je hebt grotere problemen dan je zoontje beste koning. Na vandaag zal het volk alleen nog maar mij gehoorzamen.’ Glimlachje keek naar de fee en wees naar het plafond. De fee begreep meteen wat zijn plan was en vloog langs het plafon naar de enorme kroonluchter met kaarsen die aan het plafond hing. Daar aangekomen stak ze haar duim op, een teken voor Glimlachje om in actie te komen.
‘Hier ga je spijt van krijgen heks’ zei de koning.
‘Is dat zo? Ik zie hier niemand die kan vertellen hoe het echt is gegaan. Het domme volk zal mij straks geloven als ik met tranen in mijn ogen bekend moet maken dat hun geliefde koning is gestorven van verdriet nadat zijn zoon hem in de steek heeft gelaten.’ Glimlachje sprong tevoorschijn.
‘Ik laat helemaal niemand in de steek, gemene heks.’ De heks draaide zich om en stormde op hem af. In haar hand hield ze een fles vergif, die ze wilde gebruiken om de koning te vergiftigen. Glimlachje rende door de zaal, sprong over tafels en stoelen en ontweek handig de gemene spreuken die de koningin op hem afvuurde. Hij rende naar het midden van de zaal, met de koningin vlak achter hem. ‘NU!!’ riep hij en terwijl de koningin in het midden stond, liet Fiffy de kroonluchter vallen. De koningin werd precies gevangen door de enorme lamp en het flesje vergif en haar toverstaf vielen op de grond. Snel brak Glimlachje de staf doormidden en trapte hij het flesje vergif kapot. De donkere wolken boven het koninkrijk verdwenen en al snel kwamen een aantal bewakers de koningin arresteren.
‘Breng haar naar de ijsgevangenis’ beval de koning.
Diezelfde morgen gaf de koning een toespraak voor het hele volk. Hij vertelde precies wat er was gebeurd en dat de heks hem en zijn bewakers had betoverd. Ook vertelde hij hoe de heks zijn zoon had opgesloten. ‘Ziet u.’ zei de koning. ‘Ik zocht een moeder voor Glimlachje, maar dat bleek helemaal niet nodig te zijn. Glimlachje kan prima voor zichzelf en het koninkrijk zorgen.’
‘Leve Glimlachje!’ riep het volk. Vanaf die dag waren de koning en zijn zoon samen en ze leefden nog lang en gelukkig.
Einde