Er waren eens in een land hier ver vandaan, een tweelingbroer en een tweelingzus. Dit waren echter geen gewone broer en zus. Nee dit waren een prins en een prinses. Hun vader was de koning en hun moeder de koningin. Als je het niet zou weten, dan zou je waarschijnlijk niet raden dat de jongen en het meisje een broer en zus van elkaar waren. Ze leken totaal niet op elkaar. De jongen was wat dikkig en had grote rode wangen. Zijn zus was juist heel mager en bleekjes. Ook qua karakter leken de prins en de prinses niet op elkaar. De prins was aardig en hield ervan om met mensen om te gaan, maar de prinses was onaardig en wilde altijd zo min mogelijk mensen in haar buurt hebben. Daardoor hadden ze heel vaak ruzie met elkaar. Vaak scholden ze elkaar uit, gooiden ze met spullen of zeiden wekenlang niet tegen elkaar. Het was zelfs zo erg dat de koning een enorm paleis liet bouwen. De prins woonde aan de ene kant en de prinses aan de andere kant. Zo hadden ze geen last van elkaar en kregen ze geen ruzie meer. De koning en koningin gingen precies in het midden wonen. Zo konden ze beide kinderen zien en ervoor zorgen dat er geen vreselijke dingen zouden gebeuren.
Dat ging een aantal jaren goed, tot het moment dat de koning ernstig ziek werd. Op zijn sterfbed riep hij zijn beide kinderen tot hem.
‘Ik heb niet lang meer te leven en als ik er niet meer ben dan moet iemand mijn taak overnemen.’ zei hij. ‘En op dit moment heb ik nog geen idee wie van jullie dat moet doen. Ik kan geen keuze maken’
‘Ik zal wel de nieuwe koning worden vader.’ zei de prins. ‘De mensen vinden mij aardig en mogen mij graag. Ze willen contact met hun koning!’
De koning keek naar zijn zoon. Het klopte wat de prins had gezegd. De mensen vonden de prins inderdaad heel aardig. Altijd als de koning met zijn zoon door het land trok kwamen de mensen in grote aantallen naar hen toe en ze dansten en zongen samen met de prins. Het was altijd heel gezellig, maar de koning wist ook dat een goede koning niet altijd gezellig kan zijn.
‘Ik kan beter de nieuwe koningin worden vader.’ zei de prinses. ‘Ik ben streng en zorg ervoor dat alles goed geregeld wordt. Al die gezelligheid leidt tot helemaal niets ‘
De koning keek naar zijn dochter. Ze had gelijk want de mensen vonden haar weliswaar niet zo aardig als ze de prins vonden, de prinses zorgde er wel altijd voor dat alles dat moest gebeuren ook echt gebeurde. Maar een koningin die niemand aardig vindt kan geen goede koningin zijn.
Het was een moeilijke keuze voor de koning, die met de dag zwakker werd. Zijn vrouw, de koningin zag dat haar man zich steeds beroerder voelde door de zware keuze die hij moest maken.
‘Lieve vrouw help me, ze hebben beide kwaliteiten die mijn opvolger nodig heeft en ik kan onmogelijk kiezen tussen mijn twee kinderen.’
De koningin keek haar man aan en wist dat ze snel een beslissing moesten nemen. Ze fluisterde iets in zijn oor en de koning kreeg een enorme glimlach op zijn gezicht.
‘Dat is briljant, laat de kinderen hierheen komen.’ riep hij blij.
Even later stonden de prins en de prinses ieder aan een kant van het bed.
‘Ik heb een beslissing genomen.’ zei de koning en hij keek naar de prins. ‘Na mijn dood ben jij de koning.’ De prins sprong in het rond
‘Ik ben de nieuwe koning, ik ben de nieuwe koning hoera!’
‘MAAR’ sprak de koning luid en hij keek naar zijn dochter. ‘Jij zal de nieuwe koningin worden’
De prins hield nu op met juichen en keek woest naar zijn zus.
‘Vader dit kunt u niet menen. Wij kunnen nooit samen dit land leiden! zei de prinses. De koningin deed nu een stap richting het bed.
‘Ik denk dat je ze de rest ook moet vertellen schat.’ zei ze terwijl ze naast haar man op het bed ging zitten. De koning deed zijn best om overeind te komen en toen hij eindelijk zo ver was nam hij van beide kinderen een hand.
‘Lieve zoon, ik geef jou als taak het land door te reizen en met de mensen te praten. Ga ontdekken wat ze willen en hoe jullie goede vorsten kunnen zijn.’ Daarna keek de koning naar zijn dochter.
’Jij lieve dochter geef ik de taak op het paleis te blijven en de regels en wetten te bedenken. Zorg ervoor dat de mensen weten waar ze aan toe zijn en dat ze niets te kort komen. Jullie hebben beide een eigen taak, maar jullie moeten altijd naar elkaar luisteren. Ik weet dat jullie het moeilijk vinden om samen te werken, maar een goede koning of koningin zet zijn of haar eigen bezwaren opzij voor het belang van het volk.’
‘En ik ben er om jullie daarbij te helpen.’ zei de koningin.
Niet veel later overleed de koning en begonnen de prins en de prinses aan hun nieuwe taak. De eerste weken moesten zij voor elk besluit naar hun moeder. Ze leken het nooit met elkaar eens te worden en meer dan eens gingen ze met ruzie uit elkaar. De prins vond zijn zus te streng en de prinses haar broer te zwak. Vaak vroeg de koningin zich af of haar man een goede keuze had gemaakt. Maar een aantal maanden later ging het al een stuk beter. De prins wist wat zijn zus wilde en omgekeerd. Langzaam leerden ze elkaar te vertrouwen en toen hun moeder een aantal jaren later ook overleed hadden ze haar hulp niet meer nodig. De prinses zorgde ervoor dat er goede regels en wetten kwamen. De prins bracht het nieuws naar het volk en zorgde voor steun waar dat nodig was. Het volk was tevreden en blij met de verdeling. De koning had goed gekozen!
Einde