Lang geleden, in een land achter de bergen woonde eens een jonge vrouw samen met haar oma in een oud en gammel huisje. De jonge vrouw liep chagrijnig door haar kleine woonkamer en nam plaats voor de spiegel.
‘Zal het ooit nog eens stoppen met regenen?’ vroeg ze aan haar kat die op schoot sprong. Ze kamde haar lichtbruine haren. ‘Het regent nu al bijna zestien jaar Mispoes. Ooit zal mijn haar zo geel als goud zijn en fonkelen mijn ogen als diamanten zo helder, precies zoals oma erover verteld. Maar nu is alles dof en lelijk.’
‘Zit je weer tegen die gekke kat te praten?’ vroeg een oude vrouw vanuit een versleten stoel.
‘Maar het is toch zo oma. Wanneer is het voor het laatst geweest dat de zon heeft geschenen? Hooguit drie dagen na mijn geboorte? We hebben bijna geen voorraden meer en de grond is doorweekt. Als er niet snel iets gebeurd zal iedereen in dit dorp verhongeren.’ De oude vrouw keek over haar bril naar haar kleindochter en zuchtte.
‘Ja Zonnewensje het waren inderdaad mooie tijden. We dansten in de zon en speelden in het bos.’ Zonnewensje keek naar haar oma.
‘Dat klinkt allemaal heel fijn, maar ik zou ook wel eens in die zon willen zitten. U vertelt er altijd zo mooi over, maar wanneer kan ik het eens echt meemaken en die warme zonnestralen voelen?’
‘Kom eens hier zitten.’ zei oma en Zonnewensje liep naar de oude stoel en kroop bij oma op schoot. ‘Zonnewensje als je in je leven iets wilt bereiken dan moet je daar je best voor doen.’ Zonnewensje keek haar oma verbaasd aan. ‘Zolang als het zal regenen heb jij geen rust. Ga op zoek naar de bron van deze ellende. Probeer het op te lossen alleen dan zul je pas rust vinden.’
‘Maar hoe moet het dan met u?’
‘Ow maak je over mij maar geen zorgen. Je oma kan nog een stuk meer dan je denkt!’ Zonnewensje keek naar haar oma en zag dat ze het meende.
‘U heeft helemaal gelijk. Ik moet dit oplossen.’ Ze sprong op en maakte een dansje met haar kat.
‘Heel goed meid!’ riep oma vrolijk.
‘Kom op Mispoes, jij mag bij oma blijven.’ Al dansend en zingend pakte Zonnewensje haar koffer in en zocht haar meest warme jas uit. Eenmaal klaar nam ze afscheid van haar oma. ‘Nou dan ga ik maar.’ zei ze en ze gaf oma een knuffel.
‘Je zult zien dat er een wereld voor je open ligt mijn kind. Ga en jaag je dromen na.’ Zonnewensje besloot indien nodig het hele land door te lopen, zelfs al zou ze daarvoor door het donkere bos moeten. Vol goede zin liep ze met haar gele paraplu door de regen. Ze groette iedereen die ze tegenkwam enthousiast en de mensen uit haar dorp zwaaiden vrolijk terug.
‘Ik ga de regen laten stoppen’ zei ze tegen iedereen die het maar wilde horen. Maar de mensen konden dat niet geloven, hoe graag ze het ook zouden willen.
Dagenlang liep Zonnewensje door het land. Ze zocht bij de oude molen en ze zocht bij de grote boom. Maar waar ze ook keek, nergens kon ze ontdekken waarom het nu toch al zo lang regende. Toen het op een avond nog harder begon te regenen besloot Zonnewensje onder een dikke tak van een boom te schuilen. Ze viel bijna in slaap toen ze naast zich een vreemd geluid hoorde.
‘Hatsjoekwaak!’
Zonnewensje keek op maar zag niemand. ‘Hatsjoekwaak’ klonk het weer en vanachter de boom kwam een kikker aangelopen. ‘Hatsjoekwaak!.’
‘Hallo meneer Kikker’ zei Zonnewensje. ‘Dat klinkt niet echt gezond, volgens mij bent u verkouden.
‘Dat kun je hatsjoekwaak wel zeggen’ antwoordde de kikker. ‘Die stomme regen ook altijd.’ Zonnewensje scheurde een stuk van haar jurk en bond dat als een sjaal om de nek van de kikker.
‘Mijn naam is Zonnewensje en ik ben op zoek naar de bron van al deze regen.’ De kikker keek even naar zijn nieuwe sjaal.
‘Nou Zonnewensje als dat zo is dan ga ik met je mee. Deze regen heeft mij nu al lang genoeg geduurd. Ik kan me al bijna niet meer herinneren hoe het is om in de zon te zitten.’
‘Meneer Kikker, heeft u enig idee waarom het al zestien jaar regent?’
‘Een idee niet echt, maar ik heb wel een aantal geruchten gehoord. Het zou iets te maken hebben met Gruella de heks. Zij zou de prins betoverd hebben waardoor hij alleen nog maar wil dat het regent.’ Zonnewensje vond het maar een raar verhaal. Welke prins zou er nu alleen nog maar regen willen? Toch had ze geen andere keuze dan op zoek te gaan naar de prins. ‘We moeten dan wel door het donkere bos Zonnewensje’ had meneer Kikker gezegd en ondanks dat ze het eigenlijk niet durfde besloot Zonnewensje toch mee te gaan. Midden in het bos was een open plek en Zonnewensje en meneer Kikker besloten daar even uit te rusten. Samen zaten ze onder de gele paraplu toen plotseling een lichtje voor hun neus opdook.
‘Vreemdelingen, vreemdelingen wat doen jullie hier? Het is vast een fout want niemand is hier voor zijn plezier.’
‘Hallo wij zijn Zonnewensje en meneer Kikker en wij zijn op zoek naar de prins, om hem te vragen of hij misschien de regen op kan laten houden.’ Het lichtje doofde langzaam en nu zagen ze een kleine libelle.
‘Gaan jullie naar de prins? Dat redden jullie nooit.’ Zonnewensje stak haar hand uit zodat de libelle op haar hand kon landen.
‘Omdat de heks hem heeft betoverd bedoel je?’ De libelle liep naar haar duim en ging op het puntje zitten.
‘De heks heeft hem helemaal niet betoverd, dat is slechts een roddel. De prins stamt af van de Zonnekoning en –koningin. Zij zorgen ervoor dat de zon gaat schijnen. Althans dat deden ze.’
‘Hatsjoekwaak! Wat is er met de koning en koningin gebeurd dan?’
‘Toen de prins klein was heeft de heks zijn ouders gedood en hem opgesloten in een toren van het kasteel. Sindsdien is hij zo ongelukkig dat hij constant huilt.’ Zonnewensje begreep ineens waarom het regende.
‘En als de prins huilt…’
‘Dan regent het’ vulde de libelle haar aan.
‘Dus we moeten de prins aan het lachen krijgen?’ Zonnewensje stond op om te vertrekken.
‘Hatsjoekwaak, maar hoe zorgen we ervoor dat de heks ons niet aanvalt’
‘Daar heb ik misschien wel een oplossing voor.’ zei de libelle. We moeten ervoor zorgen dat ze haar toverstaf niet kan gebruiken, want zonder toverstaf heeft ze geen toverkracht. Misschien kan ik haar afleiden, ik ben een zeldzame lichtlibelle en die wil ze vast in haar collectie zeldzame dieren hebben. Iedereen weet dat de heks bijzondere dieren spaart!’
Met zijn drieën liepen ze verder door het donkere bos. Gelukkig zorgde de libelle voor voldoende licht, want het bos had zijn naam niet voor niets. Na een paar uur wandelen kwamen ze aan bij het kasteel van de prins, waar de heks voor de deur aan het slapen was. Zonnewensje zag de toverstaf naast haar op de grond liggen.
‘Ik vlieg erheen en probeer haar af te leiden.’ De libelle vloog richting de heks. ‘Heksje peksje pak me dan. Wil je me hebben kom dan achter me aan!’ zong de libelle. De heks werd wakker.
‘Wie komt er in de buurt van het kasteel? Laat je zien schavuit en ik zal je een pak rammel geven!’ Toen zag ze het vliegende lichtje op haar afkomen. ‘Is dat? Ben jij? Oh je bent maar een lichtlibelle. Daar heb ik er al twee van in mijn verzameling.’ De libelle dacht snel na, want hoe moest hij de heks nu nog weg lokken?
‘Is dat zo heksje peksje? Maar mijn licht is heel bijzonder, maar goed dat zal jij wel weten?’ De libelle draaide zich om en vloog bij de heks vandaan. Na een paar seconden riep de heks hem terug.
‘Bijzonder? Wat is er zo bijzonder aan jou dan?’
‘Oh niks hoor, alleen maar dat mensen door mijn licht vast te houden een stuk jonger worden.’ De heks keek naar zichzelf. Zou ze echt jonger kunnen worden, zou haar huid weer strak kunnen worden? Snel stond ze op en pakte haar bezem om achter de libelle aan te vliegen. In haar haast vergat ze om de toverstok met zich mee te nemen.
‘Kom hier ellendig mormel, ik wil je licht vasthouden.’ De libelle vloog zo snel als hij kon richting het donkere bos. Hij vloog langs Zonnewensje en meneer Kikker die zich achter een grote struik verscholen en niet veel later vloog ook de heks over hen heen. Die was echter zo druk bezig met het vangen van de libelle dat ze het meisje en de kikker niet opmerkte.
‘Snel naar het kasteel nu!’ zei Zonnewensje en samen met meneer Kikker rende ze richting de deur van het kasteel. Ze durfden niet achterom te kijken of de heks hen al had opgemerkt. Bij de deur pakte Zonnewensje de toverstaf, maar toen ze de deur wilde openen zat deze op slot. Ze duwde en trok aan de deur, maar wat ze ook deed de deur ging niet openen.
‘Zo dus jullie dachten werkelijk dat jullie mij konden belazeren?’ hoorde Zonnewensje plotseling achter zich en toen ze zich omdraaide zag ze de heks met in haar hand de libelle.
‘Wat moet ik doen?’ fluisterde Zonnenwensje tegen meneer Kikker toen de heks alsmaar dichterbij kwam.
‘Gebruik de toverstaf!’ Even keek ze verbaasd naar de kikker. Kon zij zomaar de toverstaf gebruiken? Hoe werkt een toverstaf eigenlijk? Ze hadden niet veel tijd meer en Zonnewensje besloot het te proberen. Ze zwaaide de toverstaf in de lucht en wees naar de heks. Die viel voorover van haar bezem en liet van schrik de libelle los. Snel wees Zonnewensje de toverstaf naar de deur die daardoor zonder problemen open ging. Ze renden de trap op richting de toren waar de prins zat. Hoe dichter ze bij hem kwamen, hoe harder ze zijn gehuil konden horen. Met opnieuw een zwaai van de toverstaf schoot de deur van de torenkamer open en Zonnewensje zag de prins zitten op zijn bed.
‘Wie ben jij? Ben jij de heks?’ vroeg de angstige prins.
‘Nee uwe hoogheid. Ik ben Zonnewensje en ik kom u redden.’ Even hield de prins op met huilen en meteen stopte het met regenen.
‘Ik val niet te redden, de heks weet me altijd weer te vinden.’ Nu huilde hij nog harder dan ervoor en de regen kwam met bakken uit de hemel.
‘Maar prins’ zei Zonnewensje ‘Ik heb hier de toverstaf van de heks. Als we die kapot maken kan ze helemaal niks meer doen.’ Zonnewensje legde een arm om de schouder van de prins. De prins keek naar Zonnewensje. Nog nooit in zijn leven had hij zo’n mooi en lief meisje ontmoet. Ze keek hem aan en kuste hem op zijn wang. De prins wist niet waarom, maar hij had ineens geen zin meer om te huilen. Hij pakte de toverstaf en brak hem doormidden. Voor het eerst in bijna zestien jaar verdwenen de wolken en kwamen grote stralen zon door het raam naar binnen. Het haar van Zonnwensje veranderde in een goudgele kleur en haar ogen fonkelden als diamanten. De prins stond op en maakte samen met Zonnewensje een vreugdedans.
‘Jij hebt me gered Zonnewensje. Jij hebt me gered!’ Hij gaf haar een dikke kus. Vanuit het hele land kwamen mensen en dieren naar het kasteel om de terugkeer van de zon te vieren en vrolijk zwaaiden de prins, Zonnewensje, meneer Kikker en de libelle naar iedereen. Die avond werd het één groot feest. Sinds die dag veranderde er veel in dat land achter de bergen. Zo zou het nooit meer onnodig lang regenen, werd de heks naar een verlaten eiland verbannen en begonnen meneer Kikker en de libelle samen een lampenwinkel. En Zonnewensje? Die trouwde uiteindelijk met de prins en ze leefden nog lang en gelukkig….in de zon!
Einde